• an·ti·cham·bre·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
antichambreren
antichambreerde
geantichambreerd
zwak -d volledig

antichambreren [1]

  1. inergatief zijn opwachting maken, in de (figuurlijke) wachtkamer zitten
    • Er moet geantichambreerd worden, het liefst tot in persoonlijke gesprekken over het gezinsleven, de hobby's, de politiek.