antichambreerde
- an·ti·cham·breer·de
vervoeging van |
---|
antichambreren |
antichambreerde
- enkelvoud verleden tijd van antichambreren
- Ik antichambreerde.
- Jij antichambreerde.
- Hij, zij, het antichambreerde.
- Ik antichambreerde.
vervoeging van |
---|
antichambreren |
antichambreerde