afhaken
- af·ha·ken
- samenstelling van af bw en haken ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afhaken |
haakte af |
afgehaakt |
zwak -t | volledig |
afhaken
- ergatief, inergatief niet langer met een proces meedoen
- Die leerling had al eerder af moeten haken.
- Het woord afhaken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afhaken" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be