aanhaken
- aan·ha·ken
- samenstelling van aan vz en haken ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aanhaken |
haakte aan |
aangehaakt |
zwak -t | volledig |
aanhaken
- overgankelijk met een haak vastmaken
- onovergankelijk (sport) aansluiting vinden, bv. bij een groep renners
- aanhaken bij: doorgaan op
1. met een haak vastmaken
- Het woord aanhaken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aanhaken" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be