anhängen
Duits
Uitspraak
Woordafbreking
- an·hän·gen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
anhängen |
hängte an |
(hat) angehängt |
zwak | volledig | scheidbaar |
Werkwoord
anhängen
- overgankelijk aanhaken, aan elkaar haken, vasthaken, vastkoppelen
Synoniemen
Hyperoniemen
- [1]: befestigen