aanhaker
- aan·ha·ker
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aanhaker | aanhakers |
verkleinwoord | aanhakertje | aanhakertjes |
de aanhaker m
- persoon of organisatie die nog net kan meedoen met een kopgroep
- ▸ Zo tonen de diverse peilingen een dag voor de verkiezingen een spannende driestrijd - mogelijk nog met NSC als vierde aanhaker - tussen VVD, GL-PvdA en PVV. De onderzoekers spreken van een unieke ontknoping omdat verschillen tussen de partijen klein zijn. Vaker schieten partijen nog (flink) omhoog of omlaag na de laatste peilingen.[1]
- ▸ Dat meldt de NPO waar de markante Van Dammen, steevast getooid met pet en voetbalsjaal, ruim veertig jaar in dienst was. Redacties van alle uiteenlopende programma’s van de publieke omroep hingen aan de lippen van Van Dammen wanneer hij hun kijkcijfers analyseerde en de mogelijke oorzaken van weglopers (’afzwaaimomenten’) en aanhakers besprak.[2]
- Het woord aanhaker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron Wouter Peer“Slotpeiling toont nek-aan-nekrace: VVD, PVV en GroenLinks-PvdA bovenaan, NSC haakt af” (21-11-2023,), Tubantia
- ↑ Weblink bron BERNICE BREURE“‘Kijkcijferkoning’ René van Dammen overleden.” (14 mrt. 2017), De Telegraaf