• aan·ha·ker
enkelvoud meervoud
naamwoord aanhaker aanhakers
verkleinwoord aanhakertje aanhakertjes

de aanhakerm

  1. persoon of organisatie die nog net kan meedoen met een kopgroep
     Zo tonen de diverse peilingen een dag voor de verkiezingen een spannende driestrijd - mogelijk nog met NSC als vierde aanhaker - tussen VVD, GL-PvdA en PVV. De onderzoekers spreken van een unieke ontknoping omdat verschillen tussen de partijen klein zijn. Vaker schieten partijen nog (flink) omhoog of omlaag na de laatste peilingen.[1]
     Dat meldt de NPO waar de markante Van Dammen, steevast getooid met pet en voetbalsjaal, ruim veertig jaar in dienst was. Redacties van alle uiteenlopende programma’s van de publieke omroep hingen aan de lippen van Van Dammen wanneer hij hun kijkcijfers analyseerde en de mogelijke oorzaken van weglopers (’afzwaaimomenten’) en aanhakers besprak.[2]


  1.   Weblink bron
    BERNICE BREURE
    “‘Kijkcijferkoning’ René van Dammen overleden.” (14 mrt. 2017), De Telegraaf