assoneren
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- as·so·ne·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
assoneren |
assoneerde |
geassoneerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
assoneren
- inergatief samen een assonatie vormen, rijmen op
- Die woorden hebben in een eerder stadium van de taal geassoneerd.
- Ook in zogenaamd kunstproza wordt aan de lopende band geassoneerd. [2]
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord assoneren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "assoneren" herkend door:
40 % | van de Nederlanders; |
49 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ Deventer Dagblad Aandacht aan dichten G.W. Kuijk2014?
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be