Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bow·len
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘bowling spelen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1955 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord bowlen -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het bowleno

  1. (sport), bowling, ontstaan uit het aloude spel kegelen, is een sport waarbij de speler door middel van een bowlingbal moet proberen om alle tien de pins omver te gooien.
Vertalingen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bowlen
bowlde
gebowld
zwak -d volledig

Werkwoord

bowlen

  1. inergatief bij cricket, de bal naar de batsman werpen.
    • Er werd goed gebowld. 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen