Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cric·ket
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘balspel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1866 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord cricket -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het cricketo

  1. (sport) een uit Engeland afkomstig slagbalspel in de open lucht
Verwante begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
cricketen

cricket

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van cricketen
  2. gebiedende wijs van cricketen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen