• ape·ga·pen
  • samenstelling van  aap zn  en  gapen ww  met het invoegsel -e- , geschreven zonder tussen-n volgens spellingregel 8.C, in de betekenis "naar adem snakken" aangetroffen vanaf 1844; waarschijnlijk beïnvloed door de oudere uitdrukking op/aan het gijpen liggen; "ape-" kan verwijzen naar de opengesperde bek die apen soms tonen, het kan ook om een versterkende reduplicatie gaan [1] [2] [3]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
apegapen
-
-
onvolledig

apegapen

  1. inergatief naar adem snakken, uitgeput zijn, bijna dood gaan
     "In de supersnelle afdaling van de voorlaatste klim reed ik een spaak uit mijn wiel, die knapte gewoon", zei Kelderman. "Ik moest in totaal twee keer van fiets wisselen en had last van mijn rug, dus ik lag al op apegapen voor de slotklim begon. Toen dacht ik al: dit gaat 'm niet meer worden."[4]
     Je hebt me aanbevolen om me vooral te ontzien en warm binnenskamers te houden, en moet jij me nu zelf op apegapen zetten![5]
  • De schrijfwijzen "apengapen" of "apegape" zijn geen officiële spelling.
  • Alleen nog gangbaar in onderstaande uitdrukking.
94 % van de Nederlanders;
77 % van de Vlamingen.[6]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. apegapen op website: Etymologiebank.nl
  3.   Weblink bron “Addenda EWN: apegapen” (12 maart 2015) op neerlandsitiek.nl
  4.   Weblink bron “Kelderman baalt stevig na slechte Giro-dag: 'Lag al voor slotklim op apegapen'” (15 mei 2022) op nu.nl  
  5.   Weblink bron
    J.J. Cremer
    “Romantische werken. Deel VIII.” (1879), D. Noothoven van Goor, Leiden, p. 12
  6.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be