• aan·drin·gen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aandringen
drong aan
aangedrongen
klasse 3 volledig

aandringen

  1. inergatief volhardend verzoeken, niet met een afwijzing genoegen nemen
    • Ik wilde dit eigenlijk niet maar hij drong zo aan. 
     De mensen die na veel aandringen iets wilden zeggen, deden dat anoniem.[1]
     Hoewel Denise aandrong om mee te gaan, had ze dit resoluut afgewezen.[1]
  2. inergatief ~ op: tot iets over trachten te halen, aangeven dat je iets graag wilt
    • Zij drongen erop aan deze gegevens te verwijderen uit het bestand. 
  • aandringen op
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]