aandringen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van aandringen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | aandringen | aan te dringen | ||||||
toekomend | zullen aandringen aan zullen dringen |
te zullen aandringen aan te zullen dringen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben aangedrongen | te hebben aangedrongen | ||||||
toekomend | aangedrongen zullen hebben | aangedrongen te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
aandringend | aangedrongen | ev. dring aan |
mv. verouderd dringt aan |
dringe aan (bijzin) aandringe | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | dring aan | dringt aan | dringt aan | dringt aan | dringt aan | dringen aan | dringen aan | dringen aan | |
verleden (o.v.t.) | drong aan | drong aan | drong aan | drongt aan | drong aan | drongen aan | drongen aan | drongen aan | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal aandringen | zult/zal aandringen | zult/zal aandringen | zult aandringen | zal aandringen | zullen aandringen | zullen aandringen | zullen aandringen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aandringen | zou aandringen | zou(dt) aandringen | zoudt aandringen | zou aandringen | zouden aandringen | zouden aandringen | zouden aandringen | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | aandring | aandringt | aandringt | aandringt | aandringt | aandringen | aandringen | aandringen | |
verleden (o.v.t.) | aandrong | aandrong | aandrong | aandrong | aandrong | aandrongen | aandrongen | aandrongen | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal aandringen aan zal dringen |
zult/zal aandringen aan zult/zal dringen |
zult/zal aandringen aan zult/zal dringen |
zult aandringen aan zult dringen |
zal aandringen aan zal dringen |
zullen aandringen aan zullen dringen |
zullen aandringen aan zullen dringen |
zullen aandringen aan zullen dringen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aandringen aan zou dringen |
zou aandringen aan zou dringen |
zou(dt) aandringen aan zou(dt) dringen |
zoudt aandringen aan zoudt dringen |
zou aandringen aan zou dringen |
zouden aandringen aan zouden dringen |
zouden aandringen aan zouden dringen |
zouden aandringen aan zouden dringen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb aangedrongen | hebt aangedrongen | hebt/heeft aangedrongen | hebt aangedrongen | heeft aangedrongen | hebben aangedrongen | hebben aangedrongen | hebben aangedrongen | |
verleden (v.v.t.) | had aangedrongen | had aangedrongen | had aangedrongen | hadt aangedrongen | had aangedrongen | hadden aangedrongen | hadden aangedrongen | hadden aangedrongen | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal aangedrongen hebben | zal/zult aangedrongen hebben | zult/zal aangedrongen hebben | zult aangedrongen hebben | zal aangedrongen hebben | zullen aangedrongen hebben | zullen aangedrongen hebben | zullen aangedrongen hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou aangedrongen hebben | zou aangedrongen hebben | zou/zoudt aangedrongen hebben | zoudt aangedrongen hebben | zou aangedrongen hebben | zouden aangedrongen hebben | zouden aangedrongen hebben | zouden aangedrongen hebben | |
onpersoonlijke lijdende vorm aangedrongen worden | |||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||
tegenwoordig | er wordt aangedrongen | er is aangedrongen | |||||||
verleden | er werd aangedrongen | er was aangedrongen | |||||||
toekomend | er zal aangedrongen worden | er zal aangedrongen zijn | |||||||
voorwaardelijk | er zou aangedrongen worden | er zou aangedrongen zijn |