aanstevenen
- Geluid: aanstevenen (hulp, bestand)
- IPA: / ˈanstevənə(n) / (4 lettergrepen)
- aan·ste·ve·nen
- samenstelling van aan en stevenen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aanstevenen |
stevende aan |
aangestevend |
zwak -d | volledig |
aanstevenen [1]
- ergatief ~ op met de steven gericht op een doel ernaartoe varen, bewegen
- Zij waren recht op het eiland aangestevend.
- inergatief ~ op varen met een bepaald doel
- Zij hadden enige tijd op het eiland aangestevend, maar gingen daarna overstag.
- in combinatie met komen doelgericht komen
- Hij kwam recht op mij aanstevenen.
- Hij kwam recht op mij aangestevend.
- Het woord aanstevenen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.