bungeejumpen
- Geluid: bungeejumpen (hulp, bestand)
- IPA: / ˈbʏndʒiˌdʒʏmpə(n) / (4 lettergrepen)
- bun·gee·jum·pen
- met het achtervoegsel -en van Engels bungee jump ww , in de betekenis van ‘van een hoog object springen aan een elastisch koord’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1993 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bungeejumpen |
bungeejumpte |
gebungeejumpt |
zwak -t | volledig |
bungeejumpen
- inergatief (sport) als vermaak van een hoog object springen, waarbij de voeten aan een elastisch koord vastzitten dat precies zo lang is, dat men de grond niet raakt
- Lotte van der Hout houdt het bij vakanties met haar vriend. „Sommige mensen vinden het heel raar dat ik niet wil reizen. Maar ik hoef niet per se op wereldreis of te bungeejumpen ‘omdat het kan’. Dat het kan betekent voor mij niet zoveel. Ik ben liever wat langer op één plek.”[2]
bungeespringen, elastiekspringen, benjispringen
1.
- Het woord bungeejumpen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.