aantuigen
- aan·tui·gen
- samenstelling van aan en tuigen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aantuigen |
tuigde aan |
aangetuigd |
zwak -d | volledig |
- inergatief (verouderd) protesteren, verzet aantekenen
- Vele krijgsoversten zullen, hope ik, daartegen aantuigen. [3]
- Het woord 'aantuigen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.