blaken
- bla·ken
- In de betekenis van ‘branden, gloeien’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
blaken |
blaakte |
geblaakt |
zwak -t | volledig |
blaken
- inergatief- hitte uitstralen, schijnen, branden
- De planken van den voorsteven moeten geblaakt worden.
- - Divers (duikers) bevat voor haar doen korte stukken, die toch weer blaken van ambitie in hun gelaagde structuur en poëtische diepgang. [2]
- blaken van gezondheid
er bijzonder gezond uitzien
de blaken mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord blaak
- Het woord blaken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "blaken" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "blaken" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Jan Vollaard NRC 27 oktober 2015
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be