balloteren
- Geluid: balloteren (hulp, bestand)
- IPA: /bɑlɔ'terə(n)/
- bal·lo·te·ren
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘stemmen over toelating als lid’ voor het eerst aangetroffen in 1808 [1]
- afgeleid van het Franse ballotter (met het achtervoegsel -eren) [2] [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
balloteren |
balloteerde |
geballoteerd |
zwak -d | volledig |
balloteren
- overgankelijk stemmen over iemands toelating bij een sociëteit of vereniging
- Ze balloteerden over de toelating van meneer Jansen.
- Meneer Jansen werd geballoteerd tot nieuw lid op voordracht van meneer Pietersen.
- inergatief het heen en weer bewegen van een voorwerp in een vloeistof
- Het balletje balloteerde in het water.
- inergatief (België) herstemmen
- Nadat ze voor de tweede keer geballoteerd hadden, werd hij toch toegelaten tot de vereniging.
1. stemmen over iemands toelating bij een sociëteit of vereniging
- Het woord balloteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.