beschikken
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: beschikken (hulp, bestand)
Woordafbreking
- be·schik·ken
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘regelen’ voor het eerst aangetroffen in 1265 [1]
- afgeleid van schikken met het voorvoegsel be- [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
beschikken |
beschikte |
beschikt |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
beschikken
- inergatief beslissen, regelen
- Hij beschikte zijn eigen lot.
- inergatief ~ over: in bezit hebben
- Ik zou graag beschikken over meer geld.
- ▸ Meneer Wang heeft nadrukkelijk verklaard dat het in zijn intenties ligt het hotel in zijn oude luister te herstellen, waarbij de financiële armslag waarover hij naar het zich laat aanzien beschikt zeer zeker van pas zal komen.[3]
- ▸ Het was een geschenk om over zulke ouders te beschikken, realiseerde zij zich op dat moment heel sterk.[4]
- ▸ ‘Blijkbaar bent u zó geïndoctrineerd dat u inmiddels over een selectief geheugen beschikt.[4]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. beslissen, regelen
Gangbaarheid
- Het woord beschikken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "beschikken" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[5] |
Verwijzingen
- ↑ "beschikken" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ beschikken op website: Etymologiebank.nl
- ↑ “Grand Hotel Europa” (2018), , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 16
- ↑ 4,0 4,1 “ (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht, ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be