• be·schik·te
vervoeging van
beschikken

beschikte

  1. enkelvoud verleden tijd van beschikken
    • Ik beschikte. 
    • Jij beschikte. 
    • Hij, zij, het beschikte. 
     De automatische piloot die de woorden had verstuurd, beschikte over stalen zenuwen.[1]
  2. verbogen vorm van beschikt, voltooid deelwoord van beschikken