antedateren
- Geluid: antedateren (hulp, bestand)
- IPA: / ˌɑntedaˈterə(n) / (5 lettergrepen)
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
antedateren | geantedateerd |
antedatering |
- an·te·da·te·ren
- van Frans antedater, op te vatten als afgeleid van dateren met het voorvoegsel ante-, in de betekenis van ‘voorzien van vroegere dagtekening’ voor het eerst aangetroffen in 1668 [1] [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
antedateren |
antedateerde |
geantedateerd |
zwak -d | volledig |
antedateren
- inergatief van een eerdere datum zijn
- Het vrij verkeer van personen antedateert het ontstaan van de verzorgingsstaat.
- overgankelijk een eerdere datum op een document schrijven dan die van de huidige dag
- De deurwaarder, die een dagvaarding antedateert, handelt onrechtmatig.[3]
- antidateren (uitspraakvariant)
2. een eerdere datum op een document schrijven dan die van de huidige dag
- Het woord antedateren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ antedateren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "antedateren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ blz 31, Nederlands burgerlijk procesrecht
H.J. Snijders, C.J.M. Klaassen, G.J. Meijer
Uitgeverij Kluwer, 2007
ISBN 9013035043, ISBN 9789013035049