auditeren
- au·di·te·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
auditeren |
auditeerde |
geauditeerd |
zwak -d | volledig |
auditeren
- inergatief auditie doen
- Om in aanmerking te komen voor de hoofdrol in de nieuwe film moest ik eerst auditeren.
- inergatief toehoorder zijn
- inergatief (bedrijfskunde) de economische en inhoudelijke bedrijfsvoering van een onderneming onderzoeken
- Het auditeren van de huisartsenpraktijk was een langdurige procedure.
- Het woord auditeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "auditeren" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ auditeren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be