balen
- ba·len
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
balen |
baalde |
gebaald |
zwak -d | volledig |
- In de betekenis van ‘walgen’ voor het eerst aangetroffen in 1970 [1]
- Ontstaan uit Er balen tabak van hebben: er meer dan genoeg van hebben [2]. De oorsprong van het werkwoord ligt dus in het meervoud balen.
balen
- inergatief gevoelens van groot ongenoegen koesteren
- Hij baalde enorm toen hij dat hoorde.
- ▸ Ik baalde ervan dat de pas nog zo ver weg lag, maar voelde tegelijkertijd ook opluchting toen ik in de verte drie gekleurde stipjes zag.[3]
- het is flink balen
het is uiterst vervelend
1. gevoelens van groot ongenoegen koesteren
|
het is flink balen
|
de balen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord baal
- Balen hooi.
- Het woord balen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "balen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "balen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ balen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
vervoeging van |
---|
balar |
balen