baaldag
- baal·dag
- samenstelling van baal ww en dag [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | baaldag | baaldagen |
verkleinwoord | baaldagje | baaldagjes |
de baaldag m
- een dag waarin iemand zich minder lekker voelt, slecht in zijn vel zit, een dag waarop men baalt van wat er speelt, zoals stress op het werk of de persoonlijke situatie waarin men verkeert.
- Gisteren had ik een baaldag, ik kon helaas geen vrij nemen.
- Het woord baaldag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "baaldag" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ baaldag op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be