• baal·dag
enkelvoud meervoud
naamwoord baaldag baaldagen
verkleinwoord baaldagje baaldagjes

de baaldagm

  1. een dag waarin iemand zich minder lekker voelt, slecht in zijn vel zit, een dag waarop men baalt van wat er speelt, zoals stress op het werk of de persoonlijke situatie waarin men verkeert.
    • Gisteren had ik een baaldag, ik kon helaas geen vrij nemen. 
97 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[2]