Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • baal·week
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord baalweek baalweken
verkleinwoord baalweekje baalweekjes

Zelfstandig naamwoord

de baalweekv / m

  1. een week waarin iemand zich minder lekker voelt, slecht in zijn vel zit, een week waarin men baalt van wat er speelt, zoals stress op het werk of de persoonlijke situatie waarin men verkeert.
    • Vorige week had ik een baalweek, ik kon helaas geen vrij nemen. 
Verwante begrippen

Gangbaarheid