afkalven
- af·kal·ven
- samenstelling van af bw en kalven ww [1] [2] [3]
- [1] in de betekenis van ‘afbrokkelen (van aarden wanden)’ aangetroffen vanaf 1578 [4]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afkalven |
kalfde af |
afgekalfd |
zwak -d | volledig |
afkalven
- ergatief geleidelijk land verliezen doordat de oever in het water verzakt
- De kade is door de golfslag aardig afgekalfd en moet nodig hersteld worden.
- inergatief (bij een koe) bevallen van een jong
- [1] aardverschuiving, instorting, lawine
- [2] kalf, koe
1. geleidelijk land verliezen doordat de oever in het water verzakt
- Het woord afkalven staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afkalven" herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
79 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ afkalven op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ "afkalven" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be