Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kalf·de af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afkalven

kalfde af

  1. enkelvoud verleden tijd van afkalven
    • Ik kalfde af. 
    • Jij kalfde af. 
    • Hij, zij, het kalfde af. 


Gangbaarheid