bellenblazen
- bel·len·bla·zen
- In de betekenis van ‘bellen maken door te blazen in een pijpje met zeepsop’ voor het eerst aangetroffen in 1750 [1]
- samenstelling van bel en blazen met het invoegsel -en- [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bellenblazen |
blies bellen |
bellengeblazen |
klasse 7 | volledig |
bellenblazen
- inergatief zeepbellen blazen uit zeepsop
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord bellenblazen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.