blies bellen
- blies bel·len
vervoeging van |
---|
bellenblazen |
blies bellen
- enkelvoud verleden tijd van bellenblazen
- Ik blies bellen.
- Jij blies bellen.
- Hij, zij, het blies bellen.
- Ik blies bellen.
- Het woord blies bellen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.