WikiWoordenboek:Taal van Stijn Streuvels/a
a (deel 1)
bewerken- aafs
- aafsheid
- aaierd
- aalkelder
- aalpomp
- aalschijte
- aalsop
- aalstuk
- aalwaarde
- aalwaardig
- aamechtig
- aamloos
- aamloosheid
- aamschier
- aamstil
- aan
- aanbehoor
- aanbeklijven
- aanbelangen
- aanbilk
- aanbrenger
- aandokkeren
- aandrelen
- aandrijvend
- aaneenfutselen
- aaneenhang
- aaneenklissen
- aaneenleiselen
- aaneenprutsen
- aaneenreken
- aaneenrijen
- aaneenrijgsel
- aangaan
- aangaande
- aangaans
- aangelegenheid
- aangeraken
- aangestoken
- aangetoorteld
- aangetrek
- aangezeeuwd
- aanhalen
- aanhalig
- aanhang
- aanhebben
- aanhechtig
- aanhechtigheid
- aanhechting
- aanhevelen
- aanhorigheid
- aankijken
- aanklad
- aanklappen
- aanklessen
- aankleverij
- aanklotsen
- aanknoping
- aanknoppen
- aankomer
- aanko(t)teren
- aankrijgen
- aanleg
- aanleggen
- aanlengsel
- aanleuren
- aanlopen
- aanmaken
- aanmerking
- aanneembaar
- aannemen
- aanpleien
- aanpletsen
- aanreken
- aanruisen
- aanschijn
- aanslieren
- aanspannen
- aanspelen
- aanspeling
- aanspraak
- aanstaandelijk
- aanstaan(d)s
- aanstooksel
- aanstropen
- aanstroppen
- aantiegen
- aantijds
- aantoortelen
- aantoorteling
- aantrek
- aanvangletter
- aanvangstaaf
- aanvesten
- aanvlaag
- aanvoeling
- aanwelling
- aanwenden
- aanwervingsagent
- aanzetten
- aanzeeuwen
- aanzichte
- aanzitter
- aap
- aardappelpap
- aardappelstamper
- aardappelstuk
- aardberm
- aardefak
- aardepij
- aardevlak
- aardig
- aardigaard
- aardigheid
- aardmist
- aardmote
- aardmuis
- aardsmoor
- aardwerk
- aarnaam, aarname
- aarsgat
- aartsheer
- aartskerel
- aartslelijk
- aartsoud
- aarts-ouderlijk
- aartsschaapkop
- aartsschelm
- aarzelachtig
- aarzelachtigheid
- aaszak
- abecedarium
- about
- accoutrement
- accroc
- achte(n)
- achter
- achterbaan
- achterbende
- achterdeel
- achterdenken
- achterdracht
- achtereen
- achtererf
- achtergat
- achtergeheld
- achtergelend, achtergelent
- achtergeloop
- achterhaspelen
- achterhellen
- achterhoek
- achterhof
- achterkoer
- achterkomen
- achterkomer
- achterkot
- achterlaten
- achterleggen
- achternaadje
- achternaar
- achternatrakelen
- achternoen
- achternoeneboer
- achterplan
- achterreek
- achterreke
- achterstallig
- achterstappen
- achtertinselen
- achteruit
- achteruitaarselen
- achteruiteerselen,== eerzelen
- achterwaarster
- achterwaarts
- achterwand
- achterwarege
- achterwarige
- achterzeggen
- achterzitten
- achting
- achtkanter
- achtkantig
- achtstik
- achttienmaander
- achturenarbeid
- achturenwerk
- adelswapen
- adelzate
- ademblaas
- ademblazen
- ademdauw
- ademfijn
- ademgang
- ademgreep
- ademhaal
- ademhijgen
- ademjagen
- ademruisen
- ademschokken
- ademsnoffel
- ademsnok
- ademstoot
- ademtrek
- ademveeg
- ademwind
- adersnok
- aethergolf
- af
- afakkeren
- afbarmen
- afbeulen
- afbijten
- afbikkelen
- afbleken
- afbrake
- afbreken
- afdansen
- afdelen
- afdoen
- afdokkeren
- afdraaien
- afdragen
- afdretsen
- afdrinken
- afdrogen
- afdunnen
- aferven
- affabel
- affairen
- affel
- affelslot
- afflemen
- afgaan
- afgang
- afgeakkerd
- afgebeten
- afgedeeld
- afgedragen
- afgekapt
- afgerend
- afgescheiden
- afgeslaafd
- afgespeeld
- afgetjoold
- afgeven
- afgispen
- afgletsen
- afgroeien
- afhalen
- afhang
- afhondig
- afhorken
- afjagen
- afjongstig
- afkappen
- afkegelen
- afkerig
- afketsen
- afkijken
- afklappen
- afklaveren
- afknosperen
- afkomen
- afkuisen
- afkunnen
- aflammen
- aflangen
- aflappen
- afleên
- afleggen
- afleidsel
- aflezen
- aflijning
- afloochenen
- afluisteren
- afmageren
- afmaken
- afmanen
- afmergelen
- afmuizen
- afnemen
- afpekelen
- afpikking
- afpilken
- afploossen
- afpoten
- afprentsel
- aframmelen
- afrennen
- afreuzen
- afriek
- afrobbelen
- afrollen
- afrommelen
- afschampen
- afscheiden
- afscheidsbier
- afscheidsminne
- afscheidsplak
- afscheidsroep
- afscheidsschreeuw
- afschelferen
- afschieten
- afschoeperen
- afschommelen
- afschrabbelen
- afsikkelen
- afsjieken
- afslaven
- afslepen
- afslobberen
- afsloven
- afsluitsel
- afsmijten
- afsnappen
- afsnaren
- afsnekkeren
- afsnokken
- afsnuisteren
- afspannen
- afspelen
- afspeuren
- afspinnen
- afspoelsel
- afstandspapier
- afsteken
- afstellen
- afsterven
- afstoven
- afstrijden
- aftekenen
- aftel
- aftellen
- aftimmeren
- aftjolen
- aftonen
- aftrakelen
- aftrappelen
- aftuinen
- afvalen
- afvangen
- afvechten
- afveuren
- afvezelen
- afvlotten
- afvoerwiek
- afvorten
- afwegen
- afweren
- afwinnen
- afzakken
- afzetsel
- afzien
- afzijds
- afzonderingskuur
- agencie
- aker
- akerre
- akkebieljen
- akkerbedrijf
- akkerbouwer
- akkerbreedte
- akkeren
- akkerkouter
- akkerschelle
- akkerschool
- akkerschrode
- akkersnede
- akkerveld
- akkerweg
- akkerwerker
- aksmekaks
- aksternest
- al
- alaam
- alaboneur
- albasteren
- albij
- albinnen
- alderliefst
- aldertijd
- aldoor
- aldooreen
- ale
- aleatoir
- aleens
- alevel
- aleven
- alevenwel
- algeleerd
- algelijk
- algroeiend
- alheerder
- alhier
- alkander
- allaam
- allaboneur
- allabonheur
- allegaar, allegaâr
- alle-mensen
- allemets
- allengerhand
- allenig
- allenigheid
- allenthenen
- allentom
- allerergst
- allernodigst
- alleroneerlijkst
- allertier
- allertijde
- allerverst
- allervreedzaamst
- allicht(e)
- alm
- almaar
- almeteen(s)
- alomendom
- alonder
- alover
- alsa(a)n
- alsdan
- alsdat
- alswanneer
- altegaar
- altemaal
- altemets
- altenegader
- alteratie
- altijd
- aluitgevend
- alver
- alverkwikkend
- alwaarde
- alwit
- alzo
- amandelkernel
- ambacht
- ambachten
- ambachter
- amberstuk
- ambras
- ambtslandbouwkundige
- ambtszwijgzaamheid
- ambulancetroep
- am(m)elaken
- ameloos
- amerij
- amestratie
- amethyst
- amieë
- ammelaken
- ander
- anderen
- anderzins
- anderwaarts
- anemoning
- anepiane
- angelier
- angstdaver
- angstdavering
- angstgat
- angstgedachte
- angsthoop
- angsthuiver
- angsthuivering
- angstigen
- angstkrasseling
- angstlust
- angstnacht
- angstoog
- angstrilling
- angstschijn
- angststemming
- angstverwachting
- angstvraag
- angstwellust
- ankeren
- ankering
- ankerklauw
- ankerspel
- antoniuskoek
- antuiquiteitsbazar
- apathiek
- aperig
- aperigheid
- apostelbezigheid
- appel
- appelbaaide
- appelbollig
- appelen
- appetijtig
- appelkraam
- appelrond
- araab
- araabs
- arbeid
- archiater
- arduine
- arkel
- arlewaantje
- armboek
- armboogde
- arme
- armemensens
- armgreep
- armhaal
- armhuis
- armkamer
- armkraak
- armkwartier
- armriem
- armspang
- armsvol
- armtrek
- armvracht
- arrig
- arschijn
- arschina
- artike
- asem
- asemblaas
- asemblazen
- asemgaan
- asemgang
- asemgat
- asemhaal
- asemhalen
- asemjagen
- asempijp(e)
- asemreutel
- asemslorp
- asemtocht
- asfontein
- askuip
- asregen
- assebeeld
- asserant
- assevijster
- ast
- astikeren
- astrabantie
- astrantie
- asvlaag
- ate
- atig
- autaar
- autaarbelle
- auwblauwblo(e)m
- auwe
- avance
- aveluchten
- avenant
- averechts
- averesse
- avergelove
- averulle
- avig
- avondasem
- avonddeemster
- avondfrikot
- avondfrisheid
- avondkalmte
- avondskost
- avondland
- avondlof
- avondlucht
- avondluwte
- avondstraal
- avondstraat
- avondstudie
- avondtocht
- avondval
- avondvrede
- avondzaligheid
- avontuurtocht
- avorton
- aweg
- awierig
- awind
- awinds