aafs
- aafs
- van Middelnederlands aves bw en avesc bn , op te vatten als afgeleid van af bw met het achtervoegsel -s [1] [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | aafs | aafser | aafst |
verbogen | aafse | aafsere | aafste |
aafs
- (verouderd) in tegenovergestelde richting gekeerd, in de verkeerde richting staand of bewegend
- (figuurlijk) (verouderd) opzettelijk misleidend
- ▸ Vlak daarnaast, achter de berm, voert de Schelde haar drubbel water, boordevol tot aan de oevers, onmeedogend en buiten alle betrek met menselijk gedoe, vordert ongestoord, gehaast haar weg, - schijnt zich niet het minst te bekreunen om het porren en pogen aan haar oever, - er ligt iets aafs, verraderlijk vijandigs in het uitzicht van dat ondoorgrondelijk element.[4]
- Het woord 'aafs' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ aafs op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Adriaen van de Venne (ed. Marc Van Vaeck)“Tafereel van de belacchende werelt.” (1994; origineel: 1635), Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, Gent, ISBN 9072474112, p. 575 (origineel: p. 259) r. 7413-7416
- ↑ Weblink bron “De teleurgang van de Waterhoek.”, 7e druk (1970), Desclée de Brouwer, Brugge / Utrecht, p. 174