anders
![]() |
- an·ders
anders
- partitief van ander
- Normaal ziet u altijd dokter Jansen, maar vandaag is er iemand anders.
- Meestal krijgen we maandagochtend Frans, maar vandaag krijgen we iets anders.
- ▸ Niemand had iets verkeerds gedaan, althans niets aantoonbaar verkeerds, hijzelf niet en niemand anders.[3]
- [1] er zit niets anders opmen moet wat onvermijdelijk is aanvaarden
- • Ik moest helemaal opnieuw beginnen, er zat niets anders op.
- [1] er zit niets anders op danhet was noodzakelijk geworden om
- ▸ Er zat niks anders op dan in mijn drinkfles te plassen.[4]
anders
- op andere wijze
- Deze keer heb ik het anders gedaan.
- op een ander moment
- Anders is het altijd een vrolijk meisje maar nu is ze ziek en chagrijnig.
- [1] anders danbehalve
- • Ik heb geen argument gehoord, anders dan dat je geen zin hebt.
- [1, 2] anders dan andersongebruikelijk, bijzonder
- [1] niet … anders danuitsluitend
- • De nieuwe president van Suriname Desi Bouterse is niet welkom in Nederland, anders dan om zijn gevangenisstraf uit te zitten.
1. op andere wijze
- Het woord anders staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "anders" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ anders op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "anders" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus
, ISBN 9789044628142
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be