Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: AndersAnders'


  • an·ders

anders

  1. partitief van ander
    • Normaal ziet u altijd dokter Jansen, maar vandaag is er iemand anders. 
    • Meestal krijgen we maandagochtend Frans, maar vandaag krijgen we iets anders. 
     Niemand had iets verkeerds gedaan, althans niets aantoonbaar verkeerds, hijzelf niet en niemand anders.[3]
  • [1] er zit niets anders op
    men moet wat onvermijdelijk is aanvaarden
• Ik moest helemaal opnieuw beginnen, er zat niets anders op. 
  • [1] er zit niets anders op dan
    het was noodzakelijk geworden om
  1.  Er zat niks anders op dan in mijn drinkfles te plassen.[4]

anders

  1. op andere wijze
    • Deze keer heb ik het anders gedaan. 
  2. op een ander moment
    • Anders is het altijd een vrolijk meisje maar nu is ze ziek en chagrijnig. 
  • [1] anders dan
    behalve
• Ik heb geen argument gehoord, anders dan dat je geen zin hebt. 
  • [1, 2] anders dan anders
    ongebruikelijk, bijzonder
  • [1] niet … anders dan
    uitsluitend
• De nieuwe president van Suriname Desi Bouterse is niet welkom in Nederland, anders dan om zijn gevangenisstraf uit te zitten. 

anders

  1. leidt een zin in die een andere gang van zaken aangeeft
    • Je moet je huis verven, anders gaat het hout rotten. 
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[5]