president
- pre·si·dent
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘voorzitter’ voor het eerst aangetroffen in 1477 [1]
- afgeleid van het Franse président (met het voorvoegsel pre-) [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | president | presidenten |
verkleinwoord | presidentje | presidentjes |
de president m
- (politiek), (regering) het staatshoofd van een republiek
- Donald Trump is sinds kort president van de Verenigde Staten.
- ▸ Er is wel een oplossing volgens professor Bongers. Mensen moeten het regenwoud met rust laten. Het aansteken van branden moet dus verboden worden. Nu wordt er bijna niet gecontroleerd. Er moet dus ook beter gecontroleerd worden. Maar Bongers denkt dat de president van Brazilië dat niet gaat doen.[4]
- (beroep) een leider of voorzitter
- Hij is president van dat bedrijf.
- president-commissaris, president-diaken, president-directeur, president-kerkvoogd, presidentieel, presidentschap, presidentskandidaat, presidentsverkiezing
1. het staatshoofd van een republiek
- Het woord president staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "president" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "president" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ president op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron nieuwsbegrip.nl“Bosbranden in het Amazonegebied” (26-8-2019), CED-groep
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud |
---|---|
president | presidents |
president
- pre·si·dent
- Afkomstig van Frans: président zn ← Latijn: président zn (genitiv: praesidentis zn , het gesubstantiveerde onvoltooid deelwoord van praesedere ww )
- Noorse werkwoordsvorm met het voorvoegsel pre-
Naar frequentie | 1049 |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | president | presidenten | presidenter | presidentene |
genitief | presidents | presidentens | presidenters | presidentenes |
president, m
-
[1]: Fem US-presidenter
Fijf presidenten van de VS
|
- [1-3]: tiltredende president
ventepresident
verkozen president
verkozen voorzitter
verkozen voorzitter
- pre·si·dent
- Afkomstig van Frans: président zn ← Latijn: président zn (genitiv: praesidentis zn , het gesubstantiveerde onvoltooid deelwoord van praesedere ww )
- Noorse werkwoordsvorm met het voorvoegsel pre-
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | president | presidenten | presidentar | presidentane |
president, m
- [1]: ekspresident
- [1]: ministerpresident
- [1]: stortingspresident
- [1]: presidentskap
- [1]: visepresident
- [1-3]: tiltredande president
ventepresident
verkozen president
verkozen voorzitter
verkozen voorzitter
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | president | presidenten | presidenter | presidenterna |
genitief | presidents | presidentens | presidenters | presidenternas |
president, g