Nederlands

  Niet te verwarren met: lijder
Uitspraak
Woordafbreking
  • lei·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord leider leiders
verkleinwoord leidertje leidertjes

Zelfstandig naamwoord

de leiderm

  1. iemand die leidt of bestuurt
    • Elke goed samenwerkende groep heeft een leider nodig. 
  2. een persoon of ploeg die op de eerste plaats staat in een competitie of wedstrijd
    • De leider in de Ronde van Frankrijk verstevigt zijn leiderspositie door nog een etappe te winnen. 
Synoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Duits

Bijwoord

leider

  1. helaas


Limburgs

Uitspraak
  • IPA: /ˈlɛɪðɐ(r)/ (Etsbergs)

Bijwoord

leider

  1. helaas
    «Achter g'm Kriege woort 't Platoeasj, 't Lèmbörgsj Veurlèmbörgs, tözaam g'm Hoeagpruusje es "ennemis" gezeen èn daodórch is 't leider oedgestórve.»
    Na de Tweede Wereldoorlog werd het Platois, het Limburgs van het oude Hertogdom Limburg, samen met het Hoogduits als "ennemis" gezien en daardoor is het jammer genoeg uitgestorven.