chef
- chef
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘die aan het hoofd staat’ voor het eerst aangetroffen in 1516 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | chef | chefs |
verkleinwoord | chefje | chefjes |
de chef m
- (beroep) de baas, iemand die de leiding heeft
- ▸ 'De Route Nationale 7 is nog altijd belangrijk voor ons, omdat ze veel toeristen aanvoert', zegt Sandro Belle (30), chef de cuisine van het Vineum in Tain l'Hermitage, een lunchrestaurant en wijnproeverij, twee jaar geleden geopend door de grote wijnproducent Paul Jaboulet Ainé.[3]
- mannelijke vorm van cheffin
- aanvoerder, gebieder, hoofd, meerdere, opperhoofd, superieur
|
|
1. de baas, iemand die de leiding heeft
- Het woord chef staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "chef" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "chef" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ chef op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Peter Giesen“Route Nationale 7, leuker dan de Route du Soleil” (30 juli 2014), de Volkskrant
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud |
---|---|
chef | chefs |
chef
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
chef | le chef | chefs | les chefs |
chef m
- hoofd, hoofdman, baas
- (kookkunst) kok
- (heraldiek) schildhoofd
- (spreektaal) uitblinker, held
- «Michaël se débrouille comme un chef.»
- Michaël kan zich uitstekend redden. [1]
- «Michaël se débrouille comme un chef.»