• lea·der
  • afleiding uit het Engels [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord leader leaders
verkleinwoord

de leaderm

  1. aanloopstuk voor een film, televisieprogramma of radioprogramma
    • De leader van een James Bondfilm bevat altijd een spannende achtervolging. 
  2. leider
    • Luc Jordaens is een uitstekende onderzoeksleider. Een hoogleraar met aanzien, vol enthousiasme over nieuwe technieken en bekend om zijn goede handen, zoals dat heet. Iemand die een nieuw product tot een succes kan maken en dat succes met gezag kan presenteren aan vakgenoten, op congressen en in tijdschriften. Keltjens: „Mijn idee was altijd: begin met de opinion leaders. Overtuig hen van de kracht van een medisch hulpmiddel. Het zijn de beste verkopers, de beste advocaten voor je technologie.” Juist voor die eerste belangrijke onderzoeken naar de ballon wil het bedrijf „geen artsen die erop uit zijn aan te tonen dat iets niet werkt”. Jordaens zit in de wetenschappelijke adviesraad van Cryocath en woont vergaderingen bij. [2] 
86 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[3]
  1. leader op website: Etymologiebank.nl
  2. NRC Esther Rosenberg Karel Berkhout 23 september 2016
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be