enkelvoud meervoud
head heads

head

  1. onovergankelijk ergens heen gaan, een reisdoel hebben, op weg gaan
    «At evening's end, the women packed up their babies and headed home.»[1]
    Aan het eind van de avond pakten de vrouwen hun babies in en gingen op weg naar huis.
  2. onovergankelijk, (plantkunde) kroppen [1], een krop [1] vormen
  1. Bronlink Weblink bron
    Jean Morgan Meaux
    “In Pursuit of Alaska An Anthology of Travelers' Tales, 1879-1909” (2013), University of Washington Press op Wikipedia, ISBN 9780295804729, p. 198
  • head
Naar frequentie 13251

head

  1. gebiedende wijs van heade


  • head

head

  1. gebiedende wijs van heade