Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lei·ding·ge·ven·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord leidinggevende leidinggevenden
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de leidinggevendev / m

  1. (beroep) iemand die in zijn of haar werk leiding geeft aan anderen

Werkwoord

vervoeging van: leidinggeven
verbogen vorm: leidinggevendee

leidinggevende

  1. verbogen vorm van leidinggevend, het onvoltooid deelwoord van leidinggeven

Bijvoeglijk naamwoord

leidinggevende

  1. verbogen vorm van de stellende trap van leidinggevend

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen