Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·de·lings·chef
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord afdelingschef afdelingschefs
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de afdelingschefm

  1. (beroep) leidinggevende van een deel van een bedrijf of organisatie
     Sommige experts denken dat het coronavirus mogelijk al enkele dagen rondwaart in Spanje. Een afdelingschef van een groot ziekenhuis zegt tegen dagblad El País dat ziektegevallen mogelijk zijn gemist, omdat er niet gericht naar is gezocht. „Die stap moeten we nu zetten.”[1]
     De afdelingschef van Financiën Günter Stolz sprak van een drama dat tot grote ontsteltenis leidde. „Velen hebben het geschreeuw van de man gehoord”. Het kantoor werd deels ontruimd en en ging voortijdig dicht voor publiek.[2]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Spaanse ziekenhuizen testen patiënt met dubbele longontsteking op Covid-19” (25 februari 2020), Reformatorisch Dagblad
  2.   Weblink bron “Afgewezen asielzoeker steekt zich in brand” (29 mei 2018), Reformatorisch Dagblad