afdeling
- af·de·ling
- Naamwoord van handeling van het verouderde werkwoord afdelen met het achtervoegsel -ing [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | afdeling | afdelingen |
verkleinwoord | afdelinkje | afdelinkjes |
de afdeling v
- groep van werknemers die aan dezelfde taken werken, een deel van een bedrijf
- Bij welke afdeling werk jij?
- gedeelte van een groep
- Ik tafeltennis in afdeling regio noord.
- deel van een ziekenhuis of verpleegafdeling
- ▸ Eenmaal in het ziekenhuis werd ik naar de afdeling psychiatrie verwezen.[2]
1. groep van werknemers die aan soortgelijke taken werken
- Het woord afdeling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afdeling" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ afdeling op website: Etymologiebank.nl
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be