• team
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘ploeg’ voor het eerst aangetroffen in 1909 [1]
  • Leenwoord van het Engelse team.
enkelvoud meervoud
naamwoord team teams
verkleinwoord teampje teampjes

hetteamo

  1. (sport) een ploeg van bij elkaar horende spelers
    • In welk team zit jij? Ik zit in de C2. 
     Huldiging: De spelersbus keerde gisteravond niet terug naar de Overijsselse stad. Morgen kunnen supporters de spelers toejuichen bij de huldiging. Het team maakt dan een rit langs de IJssel in een open bus. Publiek kan langs de route staan.[2]
  2. een groep samenwerkende mensen
     Door de jaren heen ben ik erg effectief geworden om deadlines te halen, maar dat gaat soms ten koste van de sfeer in het team op mijn werk.[4]
     In het verleden was de Amerikaanse STAR-detector altijd sneller in het vinden van recordbrekende antimateriedeeltjes. ‘Elke keer als ze [het LHC-team] ergens naar op zoek gingen, waren de onderzoekers van STAR ze voor’, zegt natuurkundige Horst Stöcker van het Frankfurt Institute for Advanced Studies in Duitsland. ‘Dit is de eerste keer dat het STAR-team iets nog niet heeft gezien, maar LHC-onderzoekers wel.’[5]
98 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[6]
  1. "team" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. Bronlink geraadpleegd op 22 april 2025 Weblink bron “Feest barst los in Deventer na winst Go Ahead Eagles: 'We gaan Europa in!'” (22 april 2025), NOS
  3. www.nrc.nl (22 mrt 2022)
  4. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  5. Bronlink geraadpleegd op 25 april 2025 Weblink bron
    Karmela Padavic Callaghan
    “LHC breekt record met detectie zwaarste antimaterie-atoom ooit” (23 april 2025), newscientist
  6. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
  • team
  • Afkomstig van het Engelse naamwoord team.

team o

  1. team
    «Institusjonen er inndelt i 4 team; miljøteam, utrederteam, pedagogteam og familie- og oppfølgingsteam.»
    De instelling is onderverdeeld in vier teams: het (jeugd-)scèneteam, het pedagogenteam, het onderwijsteam en het familie- en begeleidingsteam.
  2. spreker, woordvoerder
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   team     teamet     team     teama,
teamene  
genitief   teams     teamets     teams     teamas,
teamenes  
  • team
  • Afkomstig van het Engelse naamwoord team.