team
- team
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘ploeg’ voor het eerst aangetroffen in 1909 [1]
- Leenwoord van het Engelse team.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | team | teams |
verkleinwoord | teampje | teampjes |
het team o
- (sport) een ploeg van bij elkaar horende spelers
- In welk team zit jij? Ik zit in de C2.
- een groep samenwerkende mensen
- Op ons werk vormen wij een echt team.
- Kremlin-criticus Aleksej Navalny heeft dinsdag nog eens negen jaar cel gekregen. Ondertussen gaan de corruptieonderzoeken van zijn team naar de entourage van Poetin gewoon door. [2]
- ▸ Door de jaren heen ben ik erg effectief geworden om deadlines te halen, maar dat gaat soms ten koste van de sfeer in het team op mijn werk.[3]
|
1. een ploeg van bij elkaar horende spelers
2. een groep samenwerkende mensen
- Het woord team staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "team" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "team" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ www.nrc.nl (22 mrt 2022)
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- team
enkelvoud | meervoud |
---|---|
team | teams |
team
- Afgeleid van het Angelsaksische tēam
team
- team
- Afkomstig van het Engelse naamwoord team.
team o
- team
- «Institusjonen er inndelt i 4 team; miljøteam, utrederteam, pedagogteam og familie- og oppfølgingsteam.»
- De instelling is onderverdeeld in vier teams: het (jeugd-)scèneteam, het pedagogenteam, het onderwijsteam en het familie- en begeleidingsteam.
- «Institusjonen er inndelt i 4 team; miljøteam, utrederteam, pedagogteam og familie- og oppfølgingsteam.»
- spreker, woordvoerder
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | team | teamet | team | teama, teamene |
genitief | teams | teamets | teams | teamas, teamenes |
- team
- Afkomstig van het Engelse naamwoord team.
team o
o | enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | team | teamet | team | teama |
genitief |
o | enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | teami | |||
genitief |
- IPA: /tiːm/
- team
- Leenwoord uit het Engels
- team; een groep samenwerkende mensen
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | team | teamy |
genitief | teamu | teamů |
datief | teamu | teamům |
accusatief | team | teamy |
vocatief | teame | teamy |
locatief | teamu | teamech |
instrumentalis | teamem | teamy |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.