• dream·team
  • uit het Engels[1]
enkelvoud meervoud
naamwoord dreamteam dreamteams
verkleinwoord

het dreamteamo

  1. hele goede ploeg met alleen maar supersterren
    • Net als Van den Berg werkten de officiële oprichters van Otto, Lior Ron, Anthony Levandowski, Claire Delaunay en Don Burnette, jarenlang voor Google. Zij stelden een dreamteam samen van experts uit verschillende wetenschappelijke disciplines. „De zelfrijdende auto heeft veel ingrediënten.” Hardware, sensoren, het detecteren van andere auto’s en de rijbaan met motion planning en de bediening van de motor. „We begonnen met niks en binnen een maand konden we een truck een ‘achtje’ laten maken op een grote parkeerplaats.”[2] 
    • Het 'dreamteam' van de KNSB dat de opdracht kreeg ideeën te ontwikkelen voor de schaatssport na de Olympische Winterspelen van Sotsji, stelt in een eerste rapportage voor de internationale wedstrijdkalender aan te passen. Die moet aantrekkelijker en herkenbaarder worden.[3]  
  2. (pejoratief) een ploeg van slome, slapende nietsnutten
    • De leden van het dreamteam deden precies wat je van een droomploeg mag verwachten nl. dromen. 
95 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[4]
  1. dreamteam op website: Etymologiebank.nl
  2. NRC Marc Hijink 17 februari 2017
  3. Volkskrant 27 april 2013,
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be