Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • clan
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘(oorspronkelijk Schotse) stam’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
  • van de Schotse Hooglanders [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord clan clans
verkleinwoord clannetje clannetjes

Zelfstandig naamwoord

clan m [3]

  1. stam [3], familie
    • Een oude Schotse clan. 
  2. (figuurlijk) zeer hechte groep
    • Sindsdien is ze een volledig lid van de clan. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

91 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Woordherkomst en -opbouw
  • Van het Ierse clann; via tot het Oudierse cland verder te herleiden tot het Latijnse planta.

Zelfstandig naamwoord

clan

  1. clan


Etruskisch

Zelfstandig naamwoord

clan

  1. (familie) zoon