branche
- bran·che
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | branche | branches |
verkleinwoord |
- (economie) onderverdeling van bedrijfstak
- Maar de meeste verkopers blijven daar ver tot heel ver onder, bevestigt ook de vereniging VDV; 80 procent van de verkopers beschouwt zijn inkomsten uit het partycircuit volgens Ferket als een aardige bijverdienste, meer niet. Zo doemt het beeld op van een branche met voornamelijk enthousiaste schnabbelaars.[3]
- De omzet in de horeca groeit al elf kwartalen op rij. In de hele branche kwamen er negenhonderd bedrijven bij. Het totaal is nu 51.600. Er waren volgens het CBS veel minder faillissementen dan in het vierde kwartaal.[4]
- ▸ Als lezer zult u zich nu ongetwijfeld afvragen hoe deze misstanden in onze moderne maatschappij in 's hemelsnaam mogelijk zijn. Het antwoord hierop is zowel simpel als beangstigend: geld. De belangen in deze branche zijn immens.[5]
|
1. bedrijfstak
- Het woord branche staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "branche" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "branche" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ branche op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Ties Gijzel NRC 8 juni 2016
- ↑ NRC 31 mei 2016
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
branche | la branche | branches | les branches |
branche v
- (plantkunde) tak [1]
- vertakking
- (economie) branche , bedrijfstak
vervoeging van |
---|
brancher |
branche