Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • film·bran·che
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord filmbranche filmbranches
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de filmbranchev / m

  1. alle bedrijven, organisaties en personen die betrokken zijn bij de productie en distributie van (speel)films
     Hij wil binnenkort gaan praten met de filmbranche en internetproviders over voorlichting en handhaving van het auteursrecht.[1]
     Nederlandse filmproducenten willen een schadevergoeding van ruim 1 miljard euro van de Nederlandse staat. Dat bedrag zijn ze naar eigen zeggen misgelopen door illegale downloads. Volgens de filmbranche is de staat daar verantwoordelijk voor.[2]
     Mensen die films uit illegale bronnen downloaden, moeten een brief of mail krijgen waarin ze op hun gedrag worden gewezen. Dat vindt de Nederlandse filmbranche.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Staat wijst megaclaim van de filmbranche af” (Vrijdag 4 maart 2016, 16:21), NOS
  2.   Weblink bron “Filmbranche eist 1 miljard euro van de staat voor downloads” (Vrijdag 5 februari 2016, 10:51), NOS
  3.   Weblink bron “"Consument vindt het leuk om illegaal film te kijken"” (Maandag 8 september 2014, 06:49), NOS