branchevereniging

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bran·che·ver·eni·ging
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord branchevereniging brancheverenigingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de brancheverenigingv

  1. een vereniging van bedrijven die werkzaam zijn in een bepaalde bedrijfstak
     De transportsector is blij dat hij nu ook gebruik kan maken van de regeling Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL). Branchevereniging TLN zegt al maanden herhaaldelijk aan de bel te hebben getrokken over moeilijke positie van transporteurs, maar nu ‘eindelijk’ gehoor te hebben gekregen.[1]
     De verkoop van Zwitserse chocolade verkeert in zwaar weer. Door de coronacrisis is er vooral vanuit restaurants, hotels en het toerisme minder vraag naar de kwalitatief hoogstaande chocolade, meldt de Zwitserse branchevereniging Chocosuisse.[2]
     Energie-Nederland, een branchevereniging die in Nederland opkomt voor de belangen van energieproducenten en leveranciers, heeft het lidmaatschap van het Russische staatsgasbedrijf Gazprom vrijdag verscheurd.[3]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Transporteurs blij met ‘eindelijk’ erkenning voor positie” (27/10/2020), Reformatorisch Dagblad
  2.   Weblink bron
    Layla Deibert
    “Zwitserse chocolademakers lijden onder coronacrisis” (27-10-2020), Tubantia
  3.   Weblink bron “Branchevereniging van energiebedrijven wijst Gazprom de deur” (26-02-2022), nu.nl