Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • chef·schap
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord chefschap chefschappen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het chefschapo

  1. het chef zijn
     En Emma is een journalistiek zwaargewicht; ze ruilt het chefschap van de economieredactie in, om weer zelf verhalen te gaan opsporen en maken.”[1]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “NOS presenteert nieuwe televisieverslaggevers Haagse redactie” (12-05-22,), Tubantia