kok
![]() |
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- kok
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘fazantenhaan’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1551 [1]
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘die spijzen toebereidt’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kok | koks |
verkleinwoord | kokje | kokjes |
Zelfstandig naamwoord
kok m
- (kookkunst) iemand die voedsel bereidt tot een maaltijd
- (beroep) iemand die het bereiden van maaltijden als beroep heeft
Verwante begrippen
- [1] kokkin v, koken, kokkerellen, kokkeren
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kok | kokken |
verkleinwoord | kokje | kokjes |
Zelfstandig naamwoord
kok m
Hyponiemen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
kokken |
kok
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kokken
- Ik kok.
- gebiedende wijs van kokken
- Kok!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kokken
- Kok je?
Gangbaarheid
- Het woord kok staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "kok" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
Afrikaans
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kok | koks / kokke |
Woordafbreking
- kok
Zelfstandig naamwoord
kok
- (palindroom) (beroep)(kookkunst) kok; iemand die het bereiden van maaltijden als beroep heeft
Duits
Uitspraak
- IPA: /koːk/
Woordafbreking
- kok
Werkwoord
kok
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd gebiedende wijs bedrijvende vorm van koken
Synoniemen
Noors
Uitspraak
Woordafbreking
- kok
Naar frequentie | 19314 |
---|
Werkwoord
kok
- gebiedende wijs van koke
m [A]+[B]+[C] |
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | kok | koken | koker | kokene |
genitief | koks | kokens | kokers | kokenes |
Zelfstandig naamwoord
[A] kok, m
Synoniemen
Afgeleide begrippen
o [B]+[C] |
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | kok | koket | kok | koka kokene |
genitief | koks | kokets | koks | kokas kokenes |
Zelfstandig naamwoord
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
- bringe i kok
aan de kook brengen
Zelfstandig naamwoord
- (kookkunst) partij die in een keer gekookt kan worden
Schrijfwijzen
Synoniemen
Nynorsk
Uitspraak
Woordafbreking
- kok
Werkwoord
kok
- gebiedende wijs van koka
Afgeleide begrippen
Werkwoord
kok
- gebiedende wijs van koke
Afgeleide begrippen
m [A]+[B] |
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | kok | koken | kokar | kokane |
Zelfstandig naamwoord
[A] kok, m
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Zelfstandig naamwoord
[B]: kok, m
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
- bringe i kok
aan de kook brengen
o [C] |
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | kok | koket | kok | koka |
Zelfstandig naamwoord
[C] kok, o
Synoniemen
Pools
Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van het Franse coque
Zelfstandig naamwoord
Afgeleide begrippen
Zelfstandig naamwoord
kok
Tsjechisch
Uitspraak
- IPA: /kɔk/
Woordafbreking
- kok
Woordherkomst en -opbouw
- [1] Afgeleid van het Latijnse coccus
Zelfstandig naamwoord
- (biologie)(palindroom) kok, coccus
- (palindroom) cokes
Verbuiging
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | kok | koky |
genitief | koku | koků |
datief | koku | kokům |
accusatief | kok | koky |
vocatief | koku | koky |
locatief | koku | kocích |
instrumentalis | kokem | koky |
Schrijfwijzen
Afgeleide begrippen
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Slovník spisovného jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (1) (Tsjechisch)
- Slovník spisovného jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (2) (Tsjechisch)
- Příruční slovník jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
Zelfstandig naamwoord
kok