Nederlands

 
stafylokok
Uitspraak
Woordafbreking
  • sta·fy·lo·kok
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord stafylokok stafylokokken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de stafylokokm

  1. (biologie) (medisch) Staphylococcaceae   gram-positieve bolvormige bacterie
    • "Stafylokokken zijn meestal niet gevaarlijk, maar als je kleine snij- of schaafwonden hebt kunnen ze wel voor zweren en infecties zorgen. Daarnaast loop je een risico op acute voedselvergiftiging wanneer je die bacteriën per ongeluk inslikt." [2] 
    • Khloé liep in het ziekenhuis een stafylokokkeninfectie op, ze zit al bijna een week thuis. Als gevolg van de infectie moest de realityster een aantal optredens van haar boekpromotietour afzeggen en mocht ze niet op bezoek bij Odom. [3] 
Schrijfwijzen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

63 % van de Nederlanders;
66 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen


Slowaaks

Uitspraak
  • IPA: /stafɪlɔkɔk/

Zelfstandig naamwoord

stafylokok monbezield

  1. (biologie) stafylokok
Schrijfwijzen
Afgeleide begrippen

Meer informatie


Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /stafɪlɔkɔk/
Woordafbreking
  • sta·fy·lo·kok

Zelfstandig naamwoord

stafylokok monbezield

  1. (biologie) stafylokok
Verbuiging
Schrijfwijzen
Afgeleide begrippen

Meer informatie

Verwijzingen