kokken/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van kokken | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | kokken | te kokken | ||||||
toekomend | zullen kokken | te zullen kokken | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gekokt | te hebben gekokt | ||||||
toekomend | gekokt zullen hebben | gekokt te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
kokkend | gekokt | ev. kok |
mv. verouderd kokt |
kokke | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | kok | kokt | kokt | kokt | kokt | kokken | kokken | kokken | |
verleden (o.v.t.) | kokte | kokte | kokte | kokte | kokte | kokten | kokten | kokten | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal kokken | zult/zal kokken | zult/zal kokken | zult kokken | zal kokken | zullen kokken | zullen kokken | zullen kokken | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou kokken | zou kokken | zou(dt) kokken | zoudt kokken | zou kokken | zouden kokken | zouden kokken | zouden kokken | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gekokt | hebt gekokt | hebt/heeft gekokt | hebt gekokt | heeft gekokt | hebben gekokt | hebben gekokt | hebben gekokt | |
verleden (v.v.t.) | had gekokt | had gekokt | had gekokt | hadt gekokt | had gekokt | hadden gekokt | hadden gekokt | hadden gekokt | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal gekokt hebben | zal/zult gekokt hebben | zult/zal gekokt hebben | zult gekokt hebben | zal gekokt hebben | zullen gekokt hebben | zullen gekokt hebben | zullen gekokt hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gekokt hebben | zou gekokt hebben | zou/zoudt gekokt hebben | zoudt gekokt hebben | zou gekokt hebben | zouden gekokt hebben | zouden gekokt hebben | zouden gekokt hebben | |
onpersoonlijke lijdende vorm gekokt worden | |||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||
tegenwoordig | er wordt gekokt | er is gekokt | |||||||
verleden | er werd gekokt | er was gekokt | |||||||
toekomend | er zal gekokt worden | er zal gekokt zijn | |||||||
voorwaardelijk | er zou gekokt worden | er zou gekokt zijn |