superieur
- su·pe·ri·eur
- In de betekenis van ‘hogere in rang’ voor het eerst aangetroffen in 1609.[1]
- Leenwoord uit Frans supérieur, geleerde ontlening aan Latijn superior ‘hoger’.[2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | superieur | superieuren |
verkleinwoord | - | - |
de superieur m
- (militair) iemand van hogere rang in een organisatie, baas, chef, meerdere
- Zijn superieuren waren daar niet tevreden mee.
- letter of cijfer boven de regel
- [2] superscript
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | superieur | superieurder | superieurst |
verbogen | superieure | superieurdere | superieurste |
partitief | superieurs | superieurders | - |
superieur
- van hogere status of kwaliteit
- (pejoratief) zich van hogere status of kwaliteit wanend
- Die superieure toon van hem hangt me al lang de keel uit.
- hoger op de regel geplaatst
- [1] inferieur
- Het woord superieur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "superieur" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "superieur" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ superieur op website: Etymologiebank.nl
- ↑ www.nrc.nl (28 mrt 2024)
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be